Per 1 januari 2023 is de Wet versterking decentrale rekenkamers (Wvdr) in werking getreden. Met deze wetswijziging is onder andere de verplichting ingevoerd voor het college van Burgemeester & Wethouders (hierna: college) om een rechtmatigheidsverantwoording op te stellen als onderdeel van de jaarrekening. Het college legt in de jaarrekening zelf verantwoording af over de mate waarin zij in het boekjaar rechtmatig heeft gehandeld. Het college gebruikt hiervoor de voorgeschreven teksten van de Commissie BBV zoals opgenomen in bijlage 1 van de Kadernota rechtmatigheid 2024.
In het onderdeel “rechtmatigheidsverantwoording van het college van Burgemeester & Wethouders” van de jaarrekening is aangegeven dat het college van mening is dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn genomen binnen de door de gemeenteraad vastgestelde verantwoordingsgrens.
In deze paragraaf bedrijfsvoering is op basis van de Kadernota rechtmatigheid 2024 van de commissie BBV en op basis van de afspraken van het college met de gemeenteraad aanvullende informatie opgenomen over de financiële rechtmatigheid. In deze paragraaf heeft het college ook beschreven welke acties hij heeft ondernomen en/of gaat ondernemen om de vermelde afwijkingen in de toekomst op te lossen of te voorkomen.
In de notitie “paragraaf bedrijfsvoering augustus 2021” van de commissie BBV zijn stellige uitspraken (verplicht karakter) en aanbevelingen opgenomen waarover ingaande het boekjaar 2022 dient te worden gerapporteerd in de paragraaf bedrijfsvoering.
In de financiële verordening is vastgelegd dat de verantwoordingsgrens voor het college van B & W over rechtmatigheidsfouten en onduidelijkheden 1% van de totale lasten bedraagt en een rapportagegrens van €200.000 wordt gehanteerd.